dinsdag 16 augustus 2011

Mattheus effect

In Zorg en de staat blijkt dat kleine, vrijwillige, collectieve verzorgingsarrangementen zoals de onderlinge arbeidersfondsen geneigd waren zich naar beneden af te sluiten. Ze weigerden mensen met minder status en middelen maar juist zij hadden de steun het hardst nodig.  De bourgeoisie geloofde dat de onderlinge fondsen het zedelijk peil van de lagere klassen zou verheffen. Dankzij deze onderlinge fondsen kon men dan besparen op de gemeentelijke armenbelasting. Dit leidde ertoe dat de regering bepaalde voorrechten verleende aan de arbeidsonderlinges, op voorwaarde dat zij zich lieten registreren en zouden meewerken aan een behoorlijk toezicht. De voordelen die de regering bood aan de verenigingen van arbeiders werden handig uitgebuit door burgers uit de middenklasse die zich voor dat doel verenigden, terwijl de armste lagen van de bevolking al die tijd van deze arrangementen verstoken bleven. Regeringsmaatregelen die bedoeld waren om de uitsluiting naar beneden door kleine, autonome, collectieve entiteiten te verzachten, neigden dus tot een bevoordeling van de sociale laag daar net boven.[i] 
Deze passage van A. De Swaan gaat over het Mattheus effect.

Mattheüs effect verwijst naar een bijbelfragment, dat stelt: ‘aan wie heeft zal gegeven worden, en hij zal overvloed hebben; maar wie niets heeft zal ook het weinige afgenomen worden van wat hij bezit’(Mt: 13, 12).  De term werd voor het eerst gebruikt in 1968 door R.K. Merton. Hij wilde er mee aantonen dat beroemde wetenschappers veelal meer geloofwaardigheid genieten dan een relatief onbekende wetenschapper. In 1975 kreeg de term pas echte bekendheid door het onderzoek van Herman Deleeck naar de werking van de welvaartstaat. Hij stelde vast dat de voordelen van de welvaarstaat verhoudingsgewijs meer ten goede komen aan de hogere dan aan de lagere sociale geledingen. De zogenaamde herverdelingsmechanismen die het verschil tussen de armen en rijken moet doen afnemen hebben dikwijls een omgekeerde werking.[ii]  Het Mattheüs effect is dus een ongewenst effect dat de beleidsmakers proberen te bestrijden. Dit effect zorgt ervoor dat men de armoede helpt in stand houden ipv ze te bestrijden.

In wat volgt staan we even stil bij een aantal voorbeelden van dit effect[iii].

Kinderbijslag

Gezinnen uit hogere sociale groepen ontvangen meer kinderbijslagen dan die uit lagere groepen omdat zij hun kinderen langer laten verder studeren.

Pensioen

Uit onderzoek blijkt dat hoger opgeleiden langer leven dan lager opgeleiden waardoor zij langer genieten van hun pensioen. Ook het pensioensparen is er aan onderhevig, het zijn meestal de rijksten die zo een extra pensioen kunnen opbouwen.

Kinderbijslag

Kinderen van hoger opgeleiden krijgen zelf ook een goede opleiding en studeren meestal ook veel langer dan kinderen van laag opgeleiden. Hierdoor krijgen de ouders ook langer kinderbijslag. De hoger opgeleiden hebben meestal ook een hoger inkomen waardoor ze de kinderbijslag eigenlijk niet zo hard nodig hebben. De lager opgeleiden betaalt met zijn lager inkomen via belastingen onrechtstreeks wel mee aan dat hoger kinderbijslagbedrag van de hoger opgeleide maar profiteert er zelf veel minder van.

Doktersbijdragen

Deze bijdragen zijn voor iedereen gelijkgesteld. Voor wie weel verdient is dit maar een klein aandeel in vergelijking met zijn inkomen, voor wie het moeilijk heeft om maandelijks rond te komen is dit wel een groot bedrag. Juist deze groep, die het het moeilijkst heeft om de eindjes aan elkaar te knopen, maakt het meest gebruik van de gezondheidszorg. Deze vaststelling heeft geleid tot het ontstaan van de maximumfactuur.

Fiscale aftrekposten

Wie belastingen betaalt kan het te betalen bedrag beperken door veel aftrekposten, zoals leningen voor een huis, pensioensparen, kinderopvang, dienstencheques enz., op zijn belastingaangifte in te vullen. Maar wie niet bij de hogere inkomens behoort kan geen huis kopen, niet sparen voor een pensioen, vangt zijn kinderen meestal zelf op en doet daarbij nog eens zelf de was en de strijk.

Subsidies

Bij het investeren in energievriendelijke maatregelen, zoals het plaatsen van zonnepanelen en hoog-rendement verwarmingsketel, kan men subsidies aanvragen. Dit maakt dat de kosten gedrukt worden voor deze die het financieel moeilijk hebben. In de realiteit ziet men dat armen daar helemaal geen gebruik van kunnen maken, velen hebben het al moeilijk om hun maandelijkse huur en gasfactuur te betalen.

De vragen die bij mij opkomen zijn: Hoe is dit nu mogelijk en kan er iets aan gedaan worden? Het antwoord op deze vraag is niet simpel. Uit onderzoek blijkt dat hogeropgeleiden nu eenmaal sneller hun weg vinden naar allerlei subsidies, ze meer aandacht schenken aan hun gezondheid, lezen meer de krant of kijken vaker naar het nieuws, waardoor ze beter op de hoogte blijven van de nieuwste regelingen. De beleidsmakers zijn zelf ook hoger opgeleid waardoor ze weinig voeling hebben met de lager opgeleiden. Nu en dan probeert men met een aantal maatregelen het Mattheüs effect tegen te gaan, zoals met de maximumfactuur.  Vele problemen zouden voorkomen kunnen worden indien de beleidsmakers voordat ze een maatregel doorvoeren eerst een armoede-effectenrapport zouden maken waardoor de pijnpunten komen bloot te liggen. De maatregelen van de sociale welvaartstaat zijn gelukkig niet allemaal onderhevig aan het Matteuseffect. Zo komen de vervangingsuitkeringen zoals werklozensteun en leefloon wel degelijk vooral te goede aan de lagere bevolkingsgroepen, aangezien deze vaker werkloos zijn dan de goed opgeleiden.



[i] De Swaan, A. (2004).  Zorg en de staat. Zesde druk. Amsterdam: Bert Bakker
[ii] Wikipedia. (s.d.). matteuseffect . geraadpleegd op 2 juli 2011, op http://nl.wikipedia.org/wiki/Matte%C3%BCseffect
[iii] Mooijmans, R. (s.d.). Het effect volgens matteus. Geraadpleegd op 3 juli 2011, op www.kuleuven.be/thomas/images/algemeen/.../mattheuseffect_1.doc

Geen opmerkingen:

Een reactie posten