dinsdag 16 augustus 2011

Landloperij

In zorg en staat maakt men een onderscheid tussen twee uitersten de pauvres honteux, dit zijn de fatsoenlijke en beschaamde behoeftigen, en de coquins vagabonds ofwel de armen die in bendes verenigd de boeren van de streek terroriseerden. Hiertussen zijn er tal van gradaties.
De zwakke armen probeerden medelijden op te wekken en angst aan te jagen. Zij bedelden bij voorkeur in het openbaar met veel show en vertoon. Het trekken van aandacht, opwekken van medelijden en het heimelijk bedreigen waren technieken die hen hielpen om succesvol te bedelen. Ook deze zwakkere armen konden dus gevaarlijk zijn, zij konden zich tijdens hun zwerftochten enkel handhaven door de plaatselijke bevolking te overtuigen dat ze over bovennatuurlijke krachten beschikten. Op deze manier konden ze hun lichamelijke zwakte compenseren.
De gezonde sterke armen verenigden zich vaak in bendes en trokken rond in het land. Dergelijke bendes hielden zich verborgen in de bossen en terroriseerden vaak een gehele streek. Het spreekt voor zich dat de gezonde sterke armen de grootste dreiging vormden. Wie kon werken en lopen kon vechten, stelen, roven, verkrachten, brandstichten en plunderen. De angst voor dit dreef hen ertoe om deze mensen op te sluiten, te verjagen of vermoorden. Rondzwervende mensen werden hierdoor automatisch beschuldigd van bedelarij, diefstal enz. Dat landlopers, zwervers en bedelaars geen graag geziene gasten zijn staat dus zonder twijfel vast.[i]
In Belgie was landloperij opgenomen in de wet ter beteugeling van landloperij en bedelarij van 27 november 1891.  Tot 1993 konden landlopers en bedelaars van hun vrijheid beroofd worden en opgesloten worden in speciale open gevangenissen zoals deze van Merksplas of Wortel[ii]. De opheffing van de wet gebeurde doordat men van mening was dat het voor een beschaafd land als Belgie  niet past om mensen op te sluiten omwille van armoede en dakloosheid. Voortaan moest het welzijnswerk en de OCMW’s hulp verlenen aan mensen in nood zonder woonplaats. In de praktijk lukte dit nauwelijks. De landlopers kregen maar moeilijk OCMW- steun omdat niemand de adreslozen graag in het gemeentebestand schreef. Voor de vele landlopers die verbleven in Merksplas of Wortel betekende de opheffing van de wet weinig goeds. Men had het daar goed, voelde zich er thuis.  Eens de instellingen gesloten werden was er geen verdere opvolging voor de mensen. Velen belandden terug op straat of leefden in kraakpanden. Nochtans werd er destijds geijverd voor begeleidende maatregelen maar de kosten hiervoor  werden te hoog geacht waardoor deze mensen aan hun lot werden overgelaten.[iii]
De landlopers van toen zijn de dak- en thuislozen en woonwagenbewoners van nu.  Nog steeds zijn het geen graag geziene gasten. Recent kwamen deze mensen uitgebreid in de actualiteit.
Toen men in grote aantallen in Wingene, Nieuwpoort en Dour  wei-en akkerlanden inpalmde werd hun aanwezigheid niet getolereerd. Een gerechtelijk bevel moest er uiteindelijk voor zorgen dat deze mensen zouden vertrekken. De schrik voor deze mensen zit er nog altijd goed in. Toch wel opvallend dat in een gemeente als Nieuwpoort jaarlijks duizenden caravan en mobilhome toeristen wel welkom zijn maar een groep gelovige zigeuners in doortocht niet. Ook in Dour is men het gewend om jaarlijks duizenden festivalgangers te verwelkomen.
Na Italië en Duitsland is recent ook Frankrijk aan het kijken hoe ze de zigeunerkampen kunnen ontruimen. Sarkozy hield zelfs een speciale zigeunertop hierover. Hij wil 300 kampen systematisch ontruimen, de illegale Roma deporteren en op de legale de belastingdienst afsturen.




[i] De Swaan, A. (2004).  Zorg en de staat. Zesde druk. Amsterdam: Bert Bakker
[ii] Wikipedia. (s.d.). Landloper. Geraadpleegd op 11 juni 2011, op http://nl.wikipedia.org/wiki/Landloperij
[iii] Goris, R. (1998). De landlopers zijn verdwenen. Knack.  Geraadpleegd op 12 juni 2011, op http://knack.rnews.be/nl/actualiteit/weekblad/articles/printarticle-30588.htm

Geen opmerkingen:

Een reactie posten